In het Zadel

In het zadel

1. Voorzorgsmaatregelen

Bij het omgaan met en het verzorgen van het paard moeten voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen. Men moet altijd goed opletten op de reactie van het paard; hiermede voorkomt men onnodige ongelukken door trappen en bijten. Elk tiende ongeluk in de ruitersport komt door trappen en bijten tijdens omgang met en verzorgen van paarden.

2. Benaderen van een paard

Paarden zijn schrikdieren, benader je en paard, spreek hem rustig en duidelijk aan; een paard herkent spoedig een stem.
In principe een paard niet van achteren benaderen, hij kan u niet zien. Hij kan schrikken en verkeerd reageren wanneer u plotseling naast hem te voorschijn komt.
Kijk altijd naar de ogen en het orenspel, indien dreigend (oren naar achteren en plat): wees attent.

3. Het leiden van paarden:

Goed (bege)leiden moet geleerd zijn! Wie zijn paard goed kent, kan, als het een rustig paard is, het paard met halster en halstertouw (bege)leiden. Als vuistregel geldt: Aan de linkerzijde van het paard op schouderhoogte meelopen in de pas van het paard, met de recherhand het paard leiden! Nooit voor het paard lopen en nooit het halstertouw om de hand wikkelen. Zeer gevaarlijk!!!!!!! Vreemde en onrustige paarden moet men in eerste instantie aan een trens leiden waarbij men het optomen door een ervaren ruiter moet laten doen.

4. Verzorgen van paarden:

Bij het verzorgen van een paard moet genoeg ruimte aanwezig zijn! Indien mogelijk niet in de box!!
In de buurt geen beweegbare zaken laten rondslingeren zoals bv. een poetsemmer.
Bij het poetsen het paard altijd vastzetten middels een veiligheidsknoop. Voor het vastzetten altijd halster en halstertouw gebruiken. Het paard alleen aan vastzittende ankers vastzetten, nooit aan deuren of andere bewegende delen.
Bij het uitkrabben van de hoeven altijd zijwaarts staan en het paardenbeen optillen.
Indien mogelijk altijd voorlangs om het paard heenlopen.

De eerste lessen:

Trek voor het gemak een ruime broek aan. Liefst ook een paar rubber laarzen. Op de manege maakt u kennis met de stalverzorger/ster of de instructeur. Hij/zij weten hoe belangrijk vakkundige hulp bij de eerste lessen is. Hij begrijpt dat deze, vaak eerste kennismaking met zo’n groot dier, best een beetje eng is. Voor deze eerste lessen gebruiken wij een braaf en betrouwbaar paard, dat al vele beginners op hun gemak gesteld heeft.

Opzadelen:

U kijkt aandachtig bij het opzadelen, ook u kunt dat na enkele lessen best zelf, let maar op!
In de box is zo’n paard erg groot maar u durft al snel dichtbij te komen. Niet aarzelen hoor! De stal verzorger toont u hoe de stijgbeugels op maat gemaakt worden. Ja, het is nu bijna tijd, daar gaan we dan. U brengt het paard samen met de stalverzorger naar de manege.

Opstijgen:

De instructeur legt u uit hoe u op moet stijgen. De rug van een paard is gevoelig, daarom gaat u voorzichtig zitten.
Om de eerste lessen goed te laten verlopen, houdt de instructeur het paard aan een lijn (longe). De teugels mag u pas in een van de volgende lessen vasthouden. De instructeur laat nu het paard om hem heen stappen.
U ontspant zich nu wat meer en merkt dat het in de stap best meevalt. Schommel gewoon lekker met de beweging van het paard mee.

Stap:

Tijdens het los stappen van het paard, maakt de instructeur u attent op het orenspel van het paard. U merkt dan hoe goed het op de ruiter en omgeving let.
De instructeur legt uit dat u op de linkerhand rijdt, indien u linksom gaat. Uw linkerhand en been zijn dan binnenhand en binnen been. Rechtsom geldt dezelfde regel.

Draf:

Het paard is inmiddels los gestapt, u bent over de eerste spanning heen, Het draven is nu aan de beurt. Ja, dat voelt de eerste keer niet prettig aan.
Dit probleem gaan wij nog even voor u uit de weg. U mag gaan lichtrijden. In het bewegingsritme van het paard gaat u beurtelings staan en zitten. Dit maakt de draf al een stuk aangenamer. Het vinden van het juiste ritme valt eerst niet mee. Een paard rondjes verder en met hulp van uw instructeur lijft het al snel op lichtrijden. Zo even stappen maar. In stap hebben we even tijd om enkele technieken door te nemen.
Tijdens het lichtrijden mag het bovenlichaam niet teveel voorover vallen.
Probeer de hakken goed uit te drukken, met de beugel onder het breedste gedeelte van de voet. Het onderbeen recht naar beneden en tijdens het staan beide beugels gelijk belasten. Na verloop van enkele lessen worden de spieren sterker en ook de balans verbetert snel. Voor we verder gaan met draven doen we eerst nog een paar lenigheidsoefeningen.

Lenigheidsoefeningen:

Deze oefening bevorderen het onafhankelijke gebruik van benen en handen. Tijdens de oefening merk je al snel dat je hier niet tegen op hoeft te zien.
Zou het in draf al gaan? Lichtrijden is misschien wel minder vermoeiend maar niet voldoende om een goed evenwicht te krijgen. U moet leren doorzitten. Dat gaat het beste zonder beugels. De instructeur legt uit dat de bewegingen van het paard opgevangen moeten worden in de lendepartij. Vooral niet klemmen met de beenspieren. Als hulp mag u het zadel aan de voorzijde vasthouden en zich als het ware in het zadel trekken. Oefenen doen we in een rustig draftempo, en ziet u wel het gaat.
Het eerste half uur verwerkt u zoveel indrukken dat de rijdt omvliegt. Wij zijn aan het einde van de eerste les gekomen. U gaat afstijgen en brengt het paard naar stal. Daar helpt de instructeur of stalverzorger/ster met afzadelen, bit spoelen en ‘s winters de deken op te doen.

Houding:

In de tweede les probeert u wat rechter te blijven zitten. Dit staat heus niet gek maar helpt u om in evenwicht te blijven.
Wel recht maar niet stijf, probeer daarom uw schouders goed te ontspannen. De knieën mogen niet te vast (mag alleen in noodgevallen) en de onderbenen recht naar beneden houden. Druk ook de hak goed uit uw instructeur weet vast wel een goede oefening om dat te leren. Tot een les of vier blijft u aan de longe dit legt een prima basis voor de verdere lessen.
Hoe maken we het paard nu duidelijk wat wij willen.
Hulpen zijn aanwijzingen waarop het paard heeft leren reageren. We onderscheiden: been, zit, teugels, zweep, spoor en stemhulpen.
Met de stemhulp heeft u al kennis gemaakt, niet?

Beenhulpen:

Door met de kuiten tegen de buik van het paard te drukken gaat het paard sneller draven, galopperen of stappen. Het paard kan ook in een ander ritme overgaan, bijvoorbeeld van stap naar draf of van draf naar galop. Uw instructeur zal u de fijne kneepjes leren maar onthoudt u vast dat een paard voorwaarts laten gaan zeer belangrijk is en blijft. Lukt het niet gelijk?
Toch even doorzetten want een paard probeert een ruiter graag uit!
Heeft u het paard de tweede keer zelf opgezadeld? Wel proberen hoor! Misschien is er na de les wel eventijd om de hoeven van het paard uit te krabben. Een paard vindt het heerlijk om na het werk lekker verzorgd te worden. Oh ja vergeet u het bit niet te spoelen dan is het de volgende keer lekker schoon en fris.

Derde les:

Ging het bit al wat makkelijker in zijn mond? Lag de deken onder het zadel glad? Mooi, dan gaat het zadelen al lukken.
Weet u het nog? Tussen neus en neusriem moeten twee vingers passen en tussen kaak en keelriem een vuist.

Galop:

Indien de vorige lessen goed zijn gegaan dan zit er deze les wellicht een galopje in. Niet te snel, gewoon rustig.
Galop hebben de meeste van u wel eens gezien op de televisie of misschien van ruiters in de bossen of op het strand. Toen dacht u nog:”dat lijkt me wel wat”. Even kijken hoe het in werkelijkheid gaat.
De galop heeft een; een, twee, drie ritme, hierdoor blijf je iets gemakkelijker in het zadel dan bij het draven. Maar net als bij de draf, moet de ruiter niet met de knieën en dijen klemmen, maar proberen soepel in de lendenen de beweging van het paard op te vangen. Niet tegen opzien! Galopperen is heerlijk, probeer het maar!

Belonen:

Na deze galop oefening even stappen en het paard belonen. De linker hand op de rechter halsvlakte en de rechter op de linker, belonen is voor het paard heel belangrijk. Wij straffen vaak sneller dan belonen, alleen daarom al moet u meer belonen. U merkt dat het paard het hoofd naar voren en naar beneden wil brengen, wij noemen dit ”halsstrekken”. Dit is een vorm van ontspanning van het paard. Het paard zal dan plezieriger voor u gaan werken. U heeft nu kennis gemaakt met de drie gangen van het paard: stap, draf en galop. Deze les merkt u dat ook de balans in deze gangen al veel beter is dan de eerste les. De instructeur gaat nu uitleggen hoe u de teugels vast moet houden. U herinnert zich nog dat we hier voorzichtig mee moeten zijn want de mond van het paard is zeer gevoelig.

Teugels:

De teugels zijn bevestigd aan het bit, het bit ligt op de tong en de kaken van het paard. Met de teugels kunt u het paard langzamer laten gaan en besturen.
Hoe moeten we nu de teugels vasthouden? Het klonk zo eenvoudig. Nog eens rustig uitleggen, denkt u mee?
Komend vanaf het bit komt de teugel tussen ringvinger en pink de hand binnen en verlaat de handpalm over het middelste kootje van de wijsvinger. Korter maken dot u door twee teugels in een hand te nemen en de hand die vrij is naar voren te schuiven.
Maak van de hand een vuist zodat de teugels op dezelfde lengte blijven, na enige oefening krijgt u de nodige handigheid. Heeft u vragen over de lessen stel ze uw instructeur en hij/zij zal u met plezier op weg helpen.

De vierde les:

U herinnert zich nog het op maat maken van de teugels? Thuis nog geoefend? Vandaag proberen we iets meer met de teugels te doen. Onthoudt u vast dat teugels en benen altijd samen werken. BENEN (drijven) dan pas teugels. U merkt dat het paard in stap zijn hoofd en hals naar voren en beneden brengt. Hetzelfde gebeurt in galop. In de draf houdt het paard zijn hoofd stil. U probeert nu met de teugel het hoofd in de stap niet te hinderen. Met contact (lichte spanning) in beide teugels volgt u het paard, maar het bovenlichaam blijft op zijn plaats. Alleen de armen gaan mee.
In de draf moeten de handen stil, voor het zadel blijven. Moeilijk, dat wel. Maar het paard stelt het zeer op prijs. Gaat het lichtrijden al lekker soepel? Dan wordt het tijd dat de instructeur het iets ingewikkelder gaat maken. U gaat proberen licht te rijden op het buiten voorbeen. Zit u fout dan even een pasje doorzitten. Uw instructeur helpt u hiermee en legt stapje voor stapje uit wat u moet doen. Heeft u al een idee hoe u het paard laat stoppen? Met de teugels ja, en dan? Op beide teugels meer spanning nemen, vergeet u de kuiten niet te sluiten. Zo gauw het paard stil staat, gaan de beide handen weer iets naar voren. Beide kuiten (drukken) en het paard stapt weer weg; gelukkig hij luistert. Wij zijn nu zover dat we de instructie les van de instructeur en de reacties van het paard beter begrijpen.
Misschien kunt u vandaag een stuk zonder aan de longe te zitten. In de les alleen nog in stap maar u gaat samen met het paard de manege verkennen. Eerst op de hoefslag, dat is het spoor langs de wand.

Manege:

U heeft de letters A,F,B,M,C,H,E, en K natuurlijk al gezien maar wat doen we daar nu mee? Deze letters zijn richtpunten om figuren te kunnen rijden. Doormiddel van die figuren testen wij de geoefendheid van de ruiter en de gehoorzaamheid van het paard. Nog een paar privelessen en dan kunt u naar de groepsles toe. De mensen in zo’n groep zijn van ongeveer gelijk niveau. Zij hebben vaak dezelfde problemen met het rijden. Inspanning en ontspanning gaan hand in hand. Tijdens de laatste privelessen brengt u de voorgaande lessen zelf in praktijk. U neemt de rijbaanfiguren door zoals: grote volte, een zeer belangrijk rijbaanfiguur.
Rijbaan figuren:
Deze bestaat uit een cirkel even groot als de breedte van de rijbaan.
- van hand veranderen, via de diagonaal K en M of F en H, dit is van de hoek tot de hoek schuin oversteken.
- afwenden: een rechte lijn van lange naar lange of korte naar korte zijde.
- gebroken lijn 1 of 2 maal.

Overgangen:

Zowel in stap en draf leert u deze rijbaanfiguren te rijden. Laat u door het paard niet in het ootje nemen, doorzetten!
In de voorbereidende lessen voor de groeples maakt u ook overgangen. Dit zijn tempo wisselingen bijvoorbeeld van stap naar draf of draf naar galop, dit zelfs met of zonder beugels. U merkt dat u zich al een stuk zekerder voelt.

Groepsles:

De instructeur legt u uit hoe dat in zijn werk gaat en begeleidt u natuurlijk bij deze overgang. Tijdens de groepslessen zal de basis van het rijden, dressuur, op een plezierige manier verder uitgewerkt worden.
Eerst wanneer u deze basis goed onder de knie hebt, kunt u zich meer specialiseren in bijvoorbeeld springen, carrousel rijden of zelfs wedstrijd rijden.
Nog vragen? Instructeurs en medewerkers staan altijd klaar om u te helpen. Succes!